Fototips; een kort overzicht

Camera en lenzen

Voor het fotograferen van veel weerverschijnselen is een kleinbeeld-spiegelreflex-camera het meest geschikt. Op deze camera's passen veel lenzen, filters en de beeldkwaliteit van de negatieven of dia's die men krijgt is over het algemeen erg goed. Het zijn universele camera's.

Men kan dan zelfs kiezen voor een iets ouder type camera, niet-digitaal, zonder autofocus maar met een aansluiting voor een eenvoudige draadontspanner. De autofocusfunctie is voor veel foto's van het weer overbodig, zelfs lastig. Bij het scherpstellen op de lucht die vaak weinig contrast bevat is, zal de autofocus-functie immers weigeren, waardoor de camera niet of moeilijk scherp stelt.

Een draadontspanner kan zeer nuttig zijn bij nacht-opnamen van poollicht, maanhalo's, maar bijvoorbeeld ook van onweer.
Voor de beginnende waarnemer (en fotograaf) loont het zeker bij een betrouwbare fotowinkel een tweedehandscamera uit de jaren '80 of '90 aan te schaffen met een aantal lenzen. Natuurlijk zijn er nog  andere mogelijkheden. Er zijn in de handel speciale panoramacamera's die een zeer groot gedeelte van de hemel in één keer kunnen fotograferen, vaak op een groter filmformaat. Nuttig, maar in de regel erg duur. De goedkopere compactcamera's zijn voor dit type fotografie minder geschikt.

Welk merk kan je kiezen? Ach, er zijn veel goede merken, maar zoek je een goede (grotendeels) handmatige reflexcamera zoek dan vooral naar een camera als de Nikon FM(2 of 3), Leica R4.2 of een Pentax LX. Maar ook Minolta, Canon en Yashica hebben zeer fraaie camera's gemaakt. De Weerfotograaf maakt al sinds lange tijd gebruik van een Nikon FM. Een model uit de jaren '70. Oerdegelijk, handmatig en er zijn voor leuke prijzen ook nog eens zeer goede 2e hands lenzen te koop. Ook dat is wat waard....

Films en sluitertijden

  • Gebruik bij voorkeur één type film met dezelfde film gevoeligheid, zodat u weet wat u hiermee kunt. Let op: deze tips over films en filmgevoeligheid zijn voor een belangrijk deel niet relevant als u een digitaal fototoestel heeft. Een digitaal toestel kent ook ' filmgevoeligheid', maar werkt uiteraard heel anders, omdat er geen sprake is van een film, maar van een elektronische sensor die ' het licht vastlegt' en dat werkt heel anders.

  • Diafilm is in het algemeen beter dan negatieven, het is bij projectie scherper en is iets goedkoper. Nadelen zijn de noodzaak van een goede projector en het minder snel kunnen bekijken van het resultaat. Van een dia is natuurlijk wel een foto te maken (andersom is ook mogelijk). Het werken in kleur is zeer belangrijk, gezien de kleurenpracht die moet worden vastgelegd. Dat kan niet met zwartwit-film. Opnamen van halo's op negatieffilm worden door de fotocentrales vaak niet goed afgedrukt, of te licht of te donker (teruggeven en vragen of de afdruk over mag, lichter dan wel donkerder afgedrukt).

  • Het is aan te raden meerdere opnamen te maken, eventueel met over- en of onderbelichting, om de mooiste en meest duidelijke opname te maken.

  • Films met gevoeligheid van ISO 100 zijn perfect voor de meeste verschijnselen en zijn bovendien zeer scherp. Films met ISO 25 zijn natuurlijk nog scherper, maar zijn duidelijk minder lichtgevoelig, en wat minder algemeen bruikbaar, en duurder.

  • ISO 400 of zelfs 1600 is aan te bevelen voor opnamen van poollicht. Gebruik dan altijd een statief, draadontspanner en een sluitertijd van ca. 40 seconden bij een zo groot mogelijk diafragma (bijv. f2., ISO 1600). Maak echter voor de zekerheid ook foto`s met een langere sluitertijd (bijv. 1 of 2 minuten), evenals met een kortere sluitertijd van 10 en 20 seconden. Een film van ISO 400 kan 'opgewaardeerd' worden naar ISO 1600. Stel daartoe op de camera iso 1600 in terwijl er een ISO 400 film geladen is. Belicht en breng de film ter ontwikkeling maar vermeldt daarbij dat de film belicht is als ISO 1600, en dat men de film daarop moet ontwikkelen. Poollicht blijft echter een moeilijk te fotograferen verschijnsel, want ook de licht-intensiteit varieert enorm. Veel foto's maken met verschillende sluitertijden is dus zeer belangrijk.

  • Een maanhalo is in de regel goed te fotograferen op ISO 100 film, met een diafragma van f4. en een sluitertijd tussen de 2 en 5 minuten (al naar gelang de helderheid en wasdom van de maan). Maak ook hier meer opnamen met kortere en langere sluitertijden.

  • Lichtende nachtwolken worden net als poollicht op hooggevoelige film vastgelegd (ISO 400 of 1600). De fijne structuur kan dan echter verloren gaan doordat de film vrij veel korrel bevat. ISO 100 film is beter, hoewel ook dan bij te lange sluitertijd een bewegingseffect (dus vervaging van het beeld) kan optreden doordat de wolken voorbijtrekken. Als er nog genoeg licht is ga dan uit van de belichtingsmeter. Zo niet, dan kan een sluitertijd van tussen de 1 en 4 minuten nodig zijn (bij een groot diafragma van bijvoorbeeld f2.). Maak ook hier meer opnamen met verschillende sluitertijden.

  • Onweer fotografeer je afhankelijk van het aantal ontladingen en afstand van de bui. Een beetje spelen met het diafragma en veel opnames maken is het devies. Een goede richtlijn is bij f 5.6 ca. drie minuten met een 28 mm. lens (of beter: 24 mm), bij een film van 100 ISO. Maar is de bui feller en zijn de ontladingen dichtbij dan kan je beter korter belichten. Gebruik hier natuurlijk een statief en draadontspanner. En zoek een veilige plek!

 

Lenzen en filters.

  • Een standaardlens voor kleinbeeldfotografie van 50 mm. is zeer geschikt voor optische verschijnselen. Hij is vrijwel altijd lichtsterk en bijzonder goed optisch samengesteld (en goedkoop). Zeer zinvol is het een groothoeklens van 24 mm. te gebruiken. Een groot aantal halo`s en (regen)bogen passen hiermee voor een groot gedeelte op één opname. Een nog sterkere groothoeklens van 20 mm. of 17 mm. is mooi, maar vaak erg duur. Dat zelfde geldt voor het zogenaamde Fish-eye objectief (dat verkrijgbaar is met brandpunten van 6 tot 16 mm.). Dit objectief geeft vrijwel de gehele hemel weer. Mooi en zeer nuttig. Het beeld is bolvormig vertekend (voor deze fotografie overigens geen enkel probleem). Alleen worden details wel erg klein omdat de hele hemel op één foto moet worden 'gepropt'. Een kleine telelens van 70 mm. tot 135 mm. kan soms nuttig zijn om details (bijv. bijzonnen) te fotograferen. LET OP: bij veel digitale fotocamera's is de sensor die het licht vastlegt kleiner dan het vroegere filmformaat, hierdoor is een 50 mm lens (die vaak nog wel passen op de nieuwe toestellen) in de praktijk NIET MEER een 50 mm lens met de bijpassende beeldhoek, maar is vaak verworden tot een lichte telelens van 80 mm. Omdat de digitale sensor kleiner is wordt er als het ware een 'uitsnede' gemaakt van het vroegere -grotere film- beeld. Er is vaak een factor 1,6 of 1,7 aanwezig. Inmiddels zijn er wel enkele digitale camera's op de markt die weer een zogenaamde full-frame sensor hebben (CANON en NIKON), zodat je de lenzen net zo kan gebruiken als voorheen.

  • Gebruik ook eens een macrolens om de meest kleine objecten vast te leggen: je hoeft voor ' het weer' niet altijd luchten te fotograferen! Neem foto's van ijskristallen, bloemen, hagelstenen ed eens van dichtbij. Met een analoge kleinbeeldcamera zijn er lenzen van 55 tot en met 200 mm die speciaal voor macrofotografie zijn samengesteld. Je kan veel dichterbij komen dan normaal met deze lenzen -kleinere objecten worden dus groter afgebeeld. Vaak zijn ze niet zo lichtsterk maar ze tekenen vaak rag-scherp. Ook voor normale fotografie kan je ze dus goed gebruiken! De Weerfotograaf maakt al jaren gebruik van een Nikon 55 mm met lichtsterkte 3,5. Ook een ideale fijne standaardlens, op een ' ouderwetse'  Nikon FM. Bij een digitaal toestel -soms al de meeste compacts- kan je vaak zonder veel poespas of speciale lens al dichtbij komen.

  • Ga eens experimenteren met het gebruik van een polarisatiefilter. Veel optische verschijnselen bestaan voor een gedeelte uit gepolariseerd licht, de één echter meer dan de ander. 

    De regenboog is één van de meest gepolariseerde licht-verschijnselen. Een polarisatiefilter kan dit verschijnsel zelfs 'uitdoven'. Want een polarisatiefilter laat alleen licht vanuit één richting door. Het gepolariseerde licht van een regenboog kan, als dat haaks staat op het filter, niet doordringen tot de foto. Dan verdwijnt de regenboog dus op de foto! 

    Andere verschijnselen zijn vaak minder gepolariseerd. Al naar gelang de stand van het filter (dat gedraaid kan worden) kunnen de verschijnselen in intensiteit zelfs toenemen. Dat geldt nu ook weer voor de regenboog! Verwarrend? Misschien, probeer het gewoon eens uit en je ziet het verschil meteen. In zijn algemeenheid is een polarisatiefilter ook goed te gebruiken om meer contrast te verkrijgen, zoals een meer blauwe lucht - met name op ca. 90° van de zon (haaks op de richting van de zon)- en spiegelingen van water of ramen op te heffen. Ook het groen van bladeren wordt intenser (doordat schitteringen worden opgeheven) en heïgheid in de lucht kan worden verminderd. Een 'ouderwetse' handmatige camera heeft in de regel een lineair polarisatiefilter nodig. Een moderne camera met zijn geavanceerde belichtingsmeters daarentegen meestal een circulair polarisatiefilter. Let daar goed op, anders gaat het fout met de belichting. Lees daarom goed de handleiding van de camera.

  • Ook een Uv-filter kan nuttig zijn, foto's krijgen vaak een iets warmere tint. Deze goedkope filters kunnen continu op de lens zitten, en geven zo tevens een goede bescherming voor de veel duurdere lens.

  • Gebruik nooit andere truc- of kleurfilters voor dit type fotografie. Ga er vanuit de werkelijkheid (in kleur) zo dicht mogelijk te benaderen.

  • Bij rode zonsondergangen (of purperlicht) kan het daarentegen nuttig zijn iets (een stop, bijv. sluitertijd 1/250 ipv. 1/125 ) onder te belichten om het rood dieper te laten worden op de foto.

Ga voor meer specifieke fototips naar de Fototips


© Auteur: Stefan Jak

Laatste wijziging: woensdag 13 december 2013